Recent ben ik uitgedaagd om mijn gedachten eens te laten gaan over de de inrichting van de nieuwe verzorgingsstaat. Dat de oude arrangementen het begeven is sinds de introductie van de participatiemaatschappij duidelijk, maar de oplossing is daarmee niet dichterbij gebracht. Mijn gedachten heb ik inmiddels verwerkt tot een white paper, een document van ruim 4.000 woorden en is te lang voor een blog. In dit blog geef ik de highlights weer.

Dynamiek
Sinds de ouden Grieken leek verandering de enige constante. Tweeënhalf duizend jaar bleef het tijdsbesef lineair en cyclisch van aard. Iedere dag en ieder jaar duurt even lang en de seizoenen volgen elkaar op in een repeterend patroon. Tegenwoordig ervaren we dat het tempo van verandering toeneemt, zelfs exponentieel stijgt. De impact van deze ontwikkeling is enorm en raakt uiteindelijk iedere industrie en het leven van (bijna) alle burgers in de moderne wereld.

De implicaties van deze stroomversnelling is zo groot dat wij in de woorden van Rotmans niet leven in een tijdperk van verandering, maar dat sprake is van een verandering van tijdperk.

Niet eens zo lang geleden was de omgeving waarin wij leefden en werkten vrij stabiel en voorspelbaar. Wanneer een persoon een set vaardigheden ontwikkelde dat hem of haar geschikt maakte voor een functie dan kozen werkgever en werknemer voor een langdurige verbinding met een vast arbeidscontract. Dan weet je waar je aan toe bent.

Tegenwoordig wordt de omgeving gekenmerkt door VOCA: volatiel, onvoorspelbaar, complex en ambigu. Kortom: erg dynamisch en veranderlijk. De vertrouwde hiërarchische organisatiestructuren met vaste arbeidscontracten, collectieve arbeidsovereenkomsten en poortwachterconstructies sluiten niet aan, zijn veel te rigide om adequaat op de dynamiek in markten en de technologische ontwikkelingen in te kunnen spelen.

Bovendien daalt de houdbaarheidsdatum van de kennis en vaardigheden van individuen. Duurzame inzetbaarheid vraagt om persoonlijk eigenaarschap zodat de kwaliteiten die nodig zijn om bestaande en nieuwe functies adequaat te vervullen op peil blijven. De inzet van individuen is echter geen garantie voor baanbehoud. Door het proces van ‘creatieve destruction’ kunnen alleen de sterk groeiende organisaties banen garanderen, de rest loopt altijd het risico dat krimp en substitutie optreedt en dat daardoor banen vervallen. Organisaties zijn gemiddeld – principieel en praktisch – niet geschikt om voldoende veiligheid, met name werkzekerheid, voor medewerkers te garanderen. Hun succes is gek genoeg wel afhankelijk van de mate waarin zij medewerkers een veilige basis kunnen bieden. Niet concurrentie, maar juist veiligheid en committment stimuleert medewerkers tot hoge creativiteit en productiviteit[i]. De juridisering van arbeidsverhoudingen creëert slechts een schijnwerkelijkheid.

Dynamische economie
De Canadese hoogleraar Burton Klein heeft reeds in de jaren 70 van de vorige eeuw, na bestudering van verschillende snel ontwikkelde markten als ooit de auto- en vliegtuigindustrie, belangrijke organisatieprincipes vastgesteld. Het is essentieel voor het welzijn van de samenleving dat diens economie het vermogen heeft zich (geleidelijk) aan te kunnen pas­sen aan veranderende omstandigheden. Als dat lukt ontstaat een stabiele, gezonde basis voor de maatschappij, waardoor naast toenemende welvaart ruimte ontstaat voor welzijnsontwikkeling, voor alle groepen in die samenleving.

Als dat niet lukt dan moet een overheid haar toevlucht zoeken in bijvoorbeeld het devalueren van haar munt. Op korte termijn compenseer je zo de productiviteitsdaling en het tekort aan concurrentiekracht van het bedrijfsleven, maar op lange termijn eindig je met een ontwaarde valuta zoals destijds de drachme, lira en peseta.

Een dynamische, vitale economie, zo concludeerde Burton Klein, vereist een hoge mate aan diversiteit op het microniveau: dynamisch opererende organisaties met daarin individuen die bereid zijn risico’s te nemen en uit hun comfortzone te stappen.

Door het succes van een dynamische economie ontstaat niet alleen een stabiele groei, het verandert ook de onderlinge onderhandelkracht van alle stakeholders. Namens de medewerkers zetten de vakbonden de onderhandelingen in op een fair gedeelte van die groei waardoor bijvoorbeeld loonstijging en arbeidstijdverkortingen worden binnengehaald. De welvaart wordt zodoende beter gedistribueerd wat opnieuw een impuls geeft aan de groei van de economie. Dit proces herkennen we in de ontwikkeling van de Nederlandse verzorgingsstaat.

De behoefte aan basisveiligheid
De gewenning aan de toegenomen welvaart vertaalt zich in het beter willen borgen en institutionaliseren tot collectieve afspraken. Deze maatregelen beperken echter de concurrentie en daarmee verliest het systeem aan dynamiek: de eerste scheurtjes versterken de angst en de behoefte aan meer vastigheid. Langzaamaan wordt het systeem rigide. Zodoende tendeert een dynamisch vooruitgangsproces onvermijdelijk naar een langzamer verandertempo.

De verworven stabiliteit van medewerkers, vastgelegd in collectieve afspraken, gaat onvermijdelijk ten kosten van de stabiliteit van de gehele economie. Om de flexibiliteit te behouden dient men de behoefte aan micro-stabiliteit in te perken. Dit druist in tegen de natuur van de meeste mensen en daarom treffen we in de praktijk precies het tegengestelde aan: de behoefte aan micro-stabiliteit is collectief geïnstitutionaliseerd en dit heeft de bewegingsruimte van zowel de werknemer als die van diens organisatie vastgezet.

Als vlucht naar voren, weg van de blauwe juridisering van arbeidsverhoudingen, proberen organisaties – in plaats van veiligheid te bieden – hun medewerkers financieel te prikkelen om ze goed te laten presteren. Dan Pink vertelt in zijn TED presentatie[ii]dat wetenschappers reeds 40 jaar weten dat bonussen niet werken, alleen in geval van repeterend werk, maar zeker niet voor creatieve en complexe werkzaamheden. Autonomie, vakmanschap (mastery) and zingeving (purpose) werken veel beter.

Voor nu is belangrijk vast te stellen dat wanneer je flexibel, innovatief gedrag verwacht van medewerkers je hen ook een goede, met name veilige basis meegeeft, hen onvoorwaardelijk steunt zodat zij hun volledige inzet, kwaliteit en creativiteit kunnen aanwenden in hun werk. Dit sluit aan op de conclusies van Harvard wetenschappers die de factoren hebben bestudeerd die mensen doen floreren (thriving), die hen gelukkig maakt (happiness at work) en die het beste uit hen naar buiten brengt. 

Countervailing power
De huidige afhankelijkheid in de bestaande relatie tussen werknemers en werkgevers ondermijnt niet alleen de performance van organisaties, ook de ontwikkeling van organisaties wordt geremd.

Zelfs in slechte bestuurde organisaties bieden medewerkers onvoldoende tegendruk omdat zij zich onvoldoende veilig voelen om de confrontatie aan te gaan. Zij associëren hun angst direct met het verlies van hun baan, en daarmee hun inkomen. Te vaak blijkt dat alleen medewerkers die financieel onafhankelijk zijn ook bereid zijn de confrontatie te zoeken en slecht presterende bestuurders te wijzen op hun verantwoordelijkheden.

Stel je eens voor indien alle medewerkers zich veilig genoeg zouden voelen, ongunstige werkomstandigheden aan de orde te stellen, of met hun voeten te stemmen en te kiezen voor banen waarin zij wel volledig tot hun recht komen. Wat een impact zou dat geven!

Stel je eens voor dat wij allen financieel onafhankelijk zouden zijn en vol zouden kunnen kiezen voor die banen die niet alleen lonend zijn, maar juist ook voldoening geven, ten minste vanwege de kwaliteit van de werkomgeving of de zingeving die voortvloeit uit de waardencreatie.

Er zouden zo meer gezonde organisaties ontstaan omdat de collectieve wijsheid van medewerkers, met name in onze complexe samenleving, groter is dan dat van managers in een ivoren toren. Bovendien zouden veel minder mensen bereid zijn om bullshit jobs te bezetten, en daardoor capaciteit beschikbaar komen voor meer zinvolle aanwending.

 Basisveiligheid door ‘Basiswerk’
Indien je het risico van werkzekerheid bij de individu laat desintegreert de samenleving, zoals de Brexit discussie in het VK, de toenemende weerstand tegen globalisering en de migratie in Europa, duidelijk laten zien.

Als collectieve arrangementen in organisaties de basisveiligheid van medewerkers niet kunnen garanderen zonder dat dit de economie ondermijnt, dan behoort dit op een ander niveau te worden georganiseerd.
Het is de Nederlandse samenleving zelf die deze basisveiligheid kan – en zelfs moet – garanderen. Het zal de maatschappij een enorme dynamische impuls geven en het vereenvoudigt de enorme lappendeken aan inkomenstoeslagen.

De Nederlandse samenleving rust op een fundament dat in generaties is opgebouwd. Wij staan op de schouders van onze ouders en voorouders en profiteren van wat zij tot stand hebben gebracht. Wij verdienen ons geld mede mogelijk gemaakt door wat reeds is opgebouwd aan rechtspraak, de cultuur en omgangsvormen, de gebouwde omgeving, de (kennis)infrastructuur, het financieel vermogen, etc, etc. De mate waarin ieder hiervan profiteert is nog al ongelijk verdeeld. Eerlijker zou zijn indien alle ingezetenen hier in gelijke mate van zouden profiteren.

Een onvoorwaardelijk basisinkomen is politiek slecht te verkopen, maar recent vernam ik de term participatie-inkomen. Als ingezetene van een land, of welk criteria dan ook, ontvang je een inkomen en in ruil participeer je zo effectief mogelijk in de samenleving. De meesten blijven werken omdat het participatie-inkomen niet volstaat om hun levensstijl en uitgavenpatroon te financieren. Maar je kunt ook investeren in je vitaliteit, wanneer je gezondheid te wensen overlaat, of in het ontwikkelen van nieuwe competenties. Daardoor blijf je duurzaam inzetbaar. In ruil voor het participatie-inkomen kun je ook opteren voor vrijwilligerswerk of mantelzorg wanneer je anderen wil ondersteunen. De maatschappij vraagt niet alleen haar burgers te participeren, maar stelt daar ook middelen voor beschikbaar.

Door iedere ingezetene van Nederland onvoorwaardelijk te includeren en een bestaanszekerheid te garanderen ontstaat meer flexibiliteit op microniveau en meer vertrouwen in de samenleving en autoriteiten en wordt een wederkerige relatie tot stand gebracht. Het enorme wantrouwen dat nu bestaat tussen de overheid en haar burgers kan zo effectief worden verbeterd.

Is het ook betaalbaar?
Het basisinkomen klinkt in veel oren utopistisch en personen die zich eerder voorstander verklaarden hebben het financieringsdebat nog niet beslecht. In dit blog kan ik het verschil ook niet maken, maar een aantal suggesties heb ik wel.

  • Het inkomen van een medewerker blijft in principe gelijk, en de lasten van een werkgever ook. Door het participatiegedeelte bij de werkgever te belasten als een soort rente voor het opgebouwde vermogen van de Nederlandse samenleving, ontstaat de dekking waardoor de overheid, namens de samenleving, de participatiefee beschikbaar stelt. Lastentechnisch is de financiering voor werkgevers neutraal, maar medewerkers ontvangen, bijvoorbeeld 1000 euro minder op hun loonstrook. Daardoor dalen de gemiddelde loonkosten en worden medewerkers relatief goedkoper.
  • Voor personen die niet fulltime werken moet een aanvullende dekking worden bedacht:
  • Allerlei inkomenstoeslagen, zoals studiefinanciering, huurtoeslag, bijstand, WW, WAO en AOW kunnen worden afgeschaft. Dit levert volgens een berekening van prof. Gradus een besparing op van 121 miljard.
  • Ook pensioenen komen te vervallen. Gepensioneerden komen immers eveneens in aanmerking voor het participatie-inkomen en de dekking hiervan kan onttrokken worden aan de pensioenpotten. Indien personen pensioen hebben opgebouwd die meer bedragen dan de participatietoelage dan blijven zij dit extra gedeelte ontvangen. Voor alle andere wordt het virtueel pensioentekort aangevuld tot het participatieniveau. Dit tekort moet dan uit andere middelen worden aangevuld.
  • De belastinggrondslag moet worden verlegd van arbeid naar het belasten van grondstoffen, vervuiling en energie, waardoor arbeid relatief goedkoper wordt en naar verwachting eerder ingezet zal worden.
  • Indien individuen een hogere uitkering wensen te ontvangen, bijvoorbeeld een mobiliteitsvergoeding (voorheen werkeloosheidsuitkering), arbeidsongeschiktheid, een beter zorgpakket of een beter pensioen dan kan dit bij commerciële partijen of via broodfondsconstructies georganiseerd worden.
  • Indien personen niet goed maatschappelijk participeren dan heeft de overheid de mogelijkheid hun toelage in te trekken, eventuele schulden te verrekenen, etc.

Een van de directe effecten is dat circa 1 miljoen mensen, nu nog werkzaam in de verwerking van toelages en premies en het beheren van fondsen, hun baan verliezen. Stel je eens voor wanneer deze mensen, na omscholing (alsnog) productief zouden worden. Door het schuiven van de belastinggrondslag dalen de lonen en dit trekt de werkgelegenheid aan Bovendien krimpt de arbeidsmarkt door de vergrijzing en in allerlei sectoren ontstaat nieuwe werkgelegenheid zoals bijvoorbeeld in de nieuwe maakindustrie en nieuwe vormen van dienstverlening.

Het tweede effect is dat minder aantrekkelijk werk relatief duurder wordt. En dat is prima voor degene die bereid zijn dit werk te doen.

Door het meer belasten van (fossiele) energie, van vervuiling en bijvoorbeeld ongezond voedsel ontstaan positieve effecten op de kwaliteit van het leefmilieu.

Het belangrijkste effect is dat mensen zich geïncludeerd voelen in de maatschappij, dat zij zich gehonoreerd voelen door hun bijdragen voor die maatschappij, door waarde te creëren, door te investeren in hun eigen vitaliteit en competenties en zo (opnieuw) relevant te worden voor organisaties en door zorg te dragen voor anderen.

Armoede is in Nederland de wereld uit. En dit bespaart de Nederlandse samenleving erg veel geld. Vrijuit je potentie kunnen leven biedt zoveel meer creativiteit en toegevoegde waarde dat de rekensom uiterlijk positief zal uitvallen en het leven zelf zal zoveel meer geleefd en gewaardeerd kunnen worden. Vanuit deze basis zal de Nederlandse economie zich met meer dynamiek ontwikkelen en zich gemakkelijker aanpassen aan de veranderingen in de rest van de wereld.

Alle Nederlanders verdienen een participatie-inkomen! 

Marcel van Marrewijk

18 augustus 2016