Kent u de top tien van de meest verkochte boeken van Van Haren Publishing? Projectmanagement, op basis van PRINCE II, editie 2009 prijkt bovenaan!
In allerlei organisaties moet je je eerst bekwamen in de PRINCE II methodiek voordat je überhaupt een project mag (helpen) uitvoeren. PRINCE2 (PRojects IN Controlled Environments) is een gestructureerde methode voor projectmanagement. Het is ontwikkeld door de Britse overheid en in 1989 in het publieke domein geplaatst (lees: op de markt geïntroduceerd). Het grondbeginsel luidt: Projecten, een eindig proces met een duidelijk begin en eind, moeten altijd worden beheerst om succesvol te zijn! I rest my case…

Het is het absoluut zinvol om planmatig te leren werken. Bovendien zijn er genoeg projecten die je op een blauwe, lineaire, procedurele en trajectmatige wijze kunt uitvoeren en waarbij de geplande resultaten behaald kunnen worden. Jammer genoeg voor al die dappere projectleiders en projectmedewerkers die de dikke saaie boeken hebben moeten lezen en de vele documenten moesten invullen die de methodiek voorschrijft haalt 80% van de projecten haar doelstellingen niet. En dat al 40 jaar lang!
Een deel van dit probleem heeft inderdaad te maken met het niet consequent toepassen van de procedures en voorgeschreven werkwijzen. Daar zijn de procedure trainingen en basisvaardigheden op basis van PRINCE II goed aan besteed.

Een tweede reden beschrijft Maarten de Winter in zijn boek “het Sjoelbaksyndroom”. Hij neemt waar dat ambities vastlopen in de weerbarstige praktijk. Dan bekruipt je een gevoel, zoals bij sjoelen in een overvolle sjoelbak. Niet de verlangde verantwoordelijkheid, flexibiliteit en reactief vermogen, maar vrijblijvendheid, frustratie en werkdruk kenmerken veel organisaties, ook tot hun eigen teleurstelling. Op het maakbaarheidsdenken gestoelde, zogenaamd resultaatgerichte verbeteringen vergroten de bestuurbaarheid niet meer. Projecten en processen smoren in onveranderbaarheid. Oeverloze discussies over te nemen verantwoordelijkheid completeert de symptomen: echt alles loopt vast. Dat is het sjoelbaksyndroom.

Hoe creëer je beweging in de vastgelopen organisatiepraktijk? Wat zijn wel effectieve verbeteringen? De vernieuwende invalshoek die Maarten hiervoor presenteert is de aanpak van werkdruk. Dit symptoom vormt een vraagstuk, waarvoor de organisatiekunde tot nu toe heeft verzuimd een adequate oplossing aan te dragen. En waarvoor de werkvloer om een oplossing schreeuwt. De komende vergrijzing en actuele bezuinigingstaakstellingen zetten dit vraagstuk op scherp: hoe kan de werkdruk in organisaties zo worden gehanteerd, dat mensen en organisaties duurzaam goed functioneren en beter presteren? Kern van de oplossing is het met elkaar in dialoog gaan over beloofbare prioriteiten. Hij stelt een aanpak voor – dynamisch capaciteitsmanagement waardoor feitelijk inzicht ontstaat in takenpakketten. Medewerkers en managers kunnen de situatie en scenario’s vanuit het perspectief van de organisatiestrategie, -inrichting en operationeel management analyseren, waardoor het mogelijk is samen betere keuzes te maken. Dit vormt een samenhangend antwoord op de verfoeide stagnatie, werkdruk en vrijblijvendheid.

Er is nog een derde, mijns inziens essentiële reden waardoor projecten hun ambities niet kunnen waarmaken: de complexiteit van de opgave overstijgt de rigide, trajectmatige aanpak die bestuurders en auditors voorschrijven. Research to Improve heeft een indeling gemaakt van de verschillende type complexiteit van projecten die op hun beurt van invloed zijn op de ideaaltypische inrichting van een projectorganisatie. Wij onderscheiden de volgende contexten:

  • Stabiel (lineair): een wereld, die in hoge mate ‘maakbaar’ en voorspelbaar is (of lijkt).
  • Meervoudig (multiplistic): een wereld waarin meerdere opties open staan en waar gestreefd wordt naar de meest optimale aanpak met het hoogst haalbare resultaat.
  • Verbindend (affiliative): een wereld waarin de betrokkenheid van sociale partijen moet worden georganiseerd.
  • Meerduidig (ambigeous): een wereld waarin partijen gezamenlijk betekenis creëren en nieuwe, veelal innovatieve oplossingen bedenken, waarlangs de uitvoering ten hand wordt genomen.

Iedere context kent een eigen coherente wijze waarop een project georganiseerd en uitgevoerd dient te worden. Vier aspecten blijken in iedere organisatietype telkens een andere vorm aan te nemen:

  1. de aanpak, cq inrichting van een projectorganisatie [zoals structuur van het team, de leiderschapsstijl, besluitvorming, informatiesysteem etc],
  2. de cultuur [kernwaarden, attitude, omgangsvormen],
  3. de benodigde competenties [kennis, ervaring, individuele kwaliteiten van de projectteamleden en de leiding] en
  4. de wijze van ondersteuning, cq de rol van de projectopdrachtgever.

De meer complexe context vergen een meer open, lerende, flexibele aanpak dan de rigide PRINCE II methoden. Waar is de ambitie om slimmer, sneller, effectiever en efficiënter te werken, en daarbij te accepteren dat de complexiteit van tijdelijk opgaven consequenties heeft voor de aanpak, en inrichting van een project en de benodigde competenties?
Marcel van Marrewijk
dinsdag 25 januari 2011 – 526 x gelezen in mindz